Waarom schrijven op B1-niveau een illusie is

B1-teksten… de term is inmiddels zo ingeburgerd als een boterham met kaas. Van overheid tot bedrijfsleven: iedereen wil z’n teksten aanbieden op B1-niveau. Als ze maar aan die standaard voldoen, zo is het idee, dan worden ze door 95% van de Nederlanders begrepen. Je voelt ’m al aankomen: daar zijn wel een paar kanttekeningen bij te plaatsen.

Copywriter+Cathalijne+vertelt+waarom+B1-teksten+niet+bestaan.jpeg

Allereerst, wat zijn teksten op B1-niveau? We bedoelen daarmee: teksten in heldere, begrijpelijke taal. Niets mis mee, natuurlijk. Sterker nog: heldere teksten zijn hartstikke noodzakelijk. Maar hoe zien die er dan uit? En hoe weet je of je tekst op B1-niveau is?

De taalniveaus van het ERK
Die niveaus zijn afgeleid van het Europees Referentiekader (ERK) en zijn bedoeld om de taalvaardigheid van sprekers van een vreemde taal te meten. A1 is het laagste niveau, en dat loopt op naar A2, B1, B2, C1 en tot slot het hoogste niveau: C2. Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat een Duitser Frans spreekt op niveau A2. Of dat een Belg een leesvaardigheid heeft in het Spaans op niveau C1.

Trap niet in ‘handige’ tooltjes
Heel mooi allemaal. Maar deze niveaus zeggen *niets* over de moeilijkheid van een tekst. Ze gaan slechts over de vaardigheden van sprekers van een tweede taal. Je kunt ze niet zomaar op teksten plakken, en beweren dat een tekst een taalniveau heeft van bijvoorbeeld B1. En wat al helemaal niet kan: met een tooltje meten op welk niveau jouw tekst geschreven is. Trap er niet in als je ze tegenkomt op internet. Taalbeheersers van de Universiteit van Utrecht hebben dit soort tools al eens ontmaskerd.

De werkelijkheid zit nou eenmaal ietsje ingewikkelder in elkaar. Hoogleraar Carel Jansen heeft dit al een keer haarfijn uitgelegd. En hij legt ook uit dat de bewering dat 95% van de Nederlanders het niveau B1 aankan, niet klopt.


We doen het er maar mee
Maar ja. En toch. Zoals gezegd, de term ‘B1-teksten’ is een blijvertje. Ook ons bureau krijgt met regelmaat verzoeken van klanten om hun teksten om te zetten naar B1. We halen dan even diep adem, kreunen misschien zelfs even, maar gaan vervolgens gewoon keihard aan de slag om onze klant te voorzien van de beste, helderste en begrijpelijkste teksten.

Hoe we dat doen? Een paar tips:

  1. Verdiep je in je lezer. Wat wil hij weten? Welke wensen, behoeftes, aannames en voorkennis heeft hij? Dáár bouw je je tekst omheen.

  2. Wat is het doel van de tekst? Wat wil je nu eigenlijk vertellen?

  3. Zorg voor een logische opbouw: zet het belangrijkste vooraan.

  4. Hou de alinea’s kort en gebruik tussenkopjes.

  5. Vermijd jargon. Of, als je er echt niet omheen kunt, leg het uit.

  6. Wissel korte zinnen af met iets langere (maximaal 17 woorden).

  7. Voorkom formeel taalgebruik. ‘Dientengevolge’ is gewoon ‘daardoor’ en ‘alsmede’ is ‘ook’.

  8. Wees concreet. En dat betekent vooral: geef voorbeelden. Laat de lezer niet achter met de vraag: hoe dan?

  9. Schrijf actief. Geen lijdende vormen.

  10. Schrijf kort en bondig, kom snel to-the-point.

Betrek je lezer
Tot slot, de allerbelangrijkste tip die we je kunnen geven: test je tekst op de doelgroep. Leg ‘m voor aan de mensen voor wie die bedoeld is en vraag wat zij ervan vinden. Die lezers kun je niet in een tooltje stoppen. Ze kunnen je ook niet vertellen of je tekst B1 is. Maar wel: of ze ‘m begrijpen, of ze ‘m waarderen en of ze de volgende keer geneigd zijn om opnieuw een tekst van jouw organisatie zouden lezen. En dáár gaat het uiteindelijk om.

Previous
Previous

Lang leve(n)de community!

Next
Next

Checklist ‘Digitale toegankelijkheid voor de overheid in 7 stappen’